Geen belasting op fictie
Maar de vraag is hoe de fiscus omgaat met dat beginsel als het in het voordeel van de belastingplichtige uitdraait. Dan kan het de fiscus veel minder schelen. In een aantal gevallen gaat de fiscale wetgever uit van forfaitaire waarderingen. Als die geen uitstaans hebben met de realiteit, wordt de regeling onfair, onredelijk en onrechtvaardig voor de belastingplichtige.
De forfaitaire waardering van het voordeel van alle aard op de woning van bedrijfsleiders is er zo een. De regering- Di Rupo heeft de begroting van dat voordeel enkele jaren geleden vrijwel verdubbeld. Bedrijfsleiders worden sindsdien vaak belast op een voordeel dat hoger is dan de marktwaarde van het goed. De huurprijs die een derde van hen moet betalen, is lager dan die waardering. De invoering van die regel deed dan ook veel stof opwaaien.
Een ander voorbeeld is dat van tak21-levensverzekeringsproducten. Wie zijn premies afkoopt binnen de acht jaar na aanvang van het contract, wordt belast op een fictief rendement van 4,75 procent. Vroeger haalde de spaarder dat rendement eenvoudig. Maar de tijden veranderen. In 2016 zijn die rendementen niet meer van deze wereld – onrealistisch dus.
Ondanks de kritiek op zulke heffingen werd voorlopig geen rechtsmiddel gevonden om die onrechtvaardigheid aan te vechten. Maar nu de discussie in België enigszins geluwd is, steekt die bij onze noorderburen de kop op. Het debat gaat daar over de vermogensrendementsheffing. De Nederlandse wet belast vermogensrendement tegen 30 procent. Ze gaat niet uit van de echte inkomsten van het spaargeld en de beleggingen – zoals dat bij ons wel het geval is – maar op een fictief rendement van 4 procent. Ook dat is vandaag onrealistisch hoog. Een belastingplichtige vond dat onbillijk en kaartte de regeling aan bij de Hoge Raad. Die dreigt nu in het nadeel van de Nederlandse fiscus te oordelen.
De advocaat-generaal van de Hoge Raad meent dat een belasting op een niet-realistisch, fictief inkomen het eigendomsrecht aantast. Hij wijst er onder meer op dat een rendement van 4 procent vandaag onhaalbaar is. De belastingplichtige draagt zo belasting af op inkomsten die hij niet heeft. Zo’n heffing is een aanslag op zijn vermogen. Statistisch volgt de Hoge Raad haar advocaat-generaal dikwijls. Nederland wacht dan ook met ingehouden adem op het arrest. Als dat positief is voor de belastingplichtige, veroorzaakt dat een fiscale aardverschuiving in Nederland. De fiscale wetgever kan dan meteen het hele hoofdstuk over de roerende inkomsten herschrijven.
Nederland is België niet, maar de principes die de Nederlandse advocaat-generaal onderschrijft, zijn niet typisch Nederlands. Ze hebben te maken met de mensenrechten. Inkomstenbelasting heffen op inkomsten die niet verkregen zijn, kan worden gelijkgesteld met een onrechtmatige onteigening. Daarnaast is er willekeur in het spel. De fiscaliteit moet voor iedereen dezelfde zijn. De forfaitaire belasting heeft daar een achilleshiel.
Als de Hoge Raad in Nederland het oordeel van de advocaatgeneraal volgt, zal de invloed van die rechtspraak niet tot Nederland beperkt blijven. Zowel de Belgische fiscus als de fiscale regelgever mag zich dan verwachten aan een tsunami van fiscale gedingen, prejudiciële vragen en internationale procedures.
Published under
- Tax