Buitenlandse rekeningen en wat met de taks op beursverichtingen?
De taks op de beursverrichtingen (TOB), ook wel de beurstaks genoemd, is een van de meest onbekende heffingen in de Belgische wetgeving. Toch bestaat zij al sinds het begin van de Eerste Wereldoorlog. Recent komt de beurstaks evenwel meer in het daglicht te staan doordat sinds 2017 de belegger er mogelijk rechtstreeks mee in contact kan komen.
Ook de belegger met een rekening in het buitenland is onderworpen aan de taks op de beursverrichting maar is zich daar niet altijd bewust van
De beurstaks is een belasting die wordt geheven naar aanleiding van handelingen op de secundaire markt (‘de beurs’). Elke afstand en elke verwerving onder bezwarende titel op de beurs is onderworpen aan de beurstaks. De taks is enkel van toepassing op de financiële instrumenten die door hun aard kunnen worden verhandeld op de beurs. Het is bijvoorbeeld niet van toepassing bij opties, swaps, futures en CFD’s maar wel bij de aankoop en verkoop van aandelen.
Tot 2017 worden enkel beleggers die beroep doen op een Belgische financiële tussenpersoon (bv. bank, broker, platform, etc.) geconfronteerd met de ingewikkelde beurstaks. Zij worden evenwel slechts onrechtstreeks geconfronteerd aangezien de Belgische tussenpersoon de verplichtingen van de beurstaks moet voldoen en dus niet de belegger zelf. In dit geval zal dus de tussenpersoon de aangifte en betaling van de beurstaks uitvoeren voor de belegger.
Op 1 januari 2017 is het toepassingsgebied van de beurstaks uitgebreid naar de Belgische inwoners die beroep doen op een buitenlandse financiële tussenpersoon, bv. een effectenrekening in het buitenland. De belegger wordt in dat geval rechtstreeks geconfronteerd met de beurstaks. Vermits de Belgische wetgeving uiteraard niet kan worden opgelegd aan een buitenlandse tussenpersoon, voelde de wetgever zich genoodzaakt de verplichtingen rechtstreeks in hoofde van de ordergever, de belegger, te plaatsen. Het zal dus de belegger zijn die de beurstaks moet aangeven en betalen. De wetgeving is evenwel bijzonder ingewikkeld en brengt een zware administratieve last met zich mee.
De belastingplichtige-belegger heeft in dat geval twee hoofdverplichtingen (art. 125, §1 WDRT):
- Aangifteverplichting: wanneer belastbare transacties gebeuren, moet de aangifte daarvan uiterlijk de laatste werkdag van de tweede maand vanaf de maand na de verrichting worden ingediend;
- Betalingsverplichting: de beurstaks moet uiterlijk de laatste werkdag van de tweede maand vanaf de maand van de verrichting worden betaald.
De belegger kan hiervan enkel worden vrijgesteld als hij kan aantonen dat de (buitenlandse) tussenpersoon aan deze verplichtingen heeft voldaan. Dit komt echter zelden voor in de praktijk.
Deze verplichtingen, die reeds vier jaar bestaan, zijn evenwel (nog steeds) niet ter kennis gekomen bij de man van de straat. De belegger met een effectenrekening in het buitenland, is zich zelden bewust van de nieuwe verplichtingen die aan hem of haar zijn opgelegd sinds 2017. Daarenboven beschikt de belastingplichtige-belegger niet over een interne dienst die de (ingewikkelde) Belgische fiscale wetgeving analyseert en opvolgt.
Toch zijn de sancties bij de niet-nakoming van de verplichtingen niet min (art. 125, §2 WDRT):
- Laattijdige aangifte: boete van 50 EUR per week met maximum van 2.600 EUR (52 weken; niet te vergeten dat er elke twee maanden een aangifte moet worden ingediend wanneer belastbare handelingen zich hebben voorgedaan);
- Onjuiste of onvolledige aangifte: vijf maal de ontdoken taks met minimum van 250 EUR;
- Laattijdige betaling: nalatigheidsinteresten van rechtswege vanaf de dag dat de betaling had moeten gebeuren (7% per jaar).
Deze sancties kunnen resulteren in een bedrag dat een pak hoger ligt dan de verschuldigde beurstaks. Bijvoorbeeld, de aankoop op een buitenlandse effectenrekening van een beursgenoteerd aandeel ten bedrage van 100 EUR. De beurstaks bedraagt in dit geval 0,35 EUR (tarief van 0,35%). Als de aangifte niet werd ingediend, dan kan een boete van 2.500 EUR verschuldigd zijn terwijl de belasting zelf slechts 0,35 EUR bedraagt.
De vraag die zich hier stelt, is de volgende: “Wat kan een belastingplichtige doen wanneer hij of zij ontdekt dat niet werd voldaan aan de verplichtingen met betrekking tot de beurstaks? Kunnen de zware sancties worden vermeden wanneer de belastingplichtige te goeder trouw handelde?”
In de wetgeving is niets bepaald omtrent een kwijtschelding van de boete, belastingverhoging of nalatigheidsinteresten bij een spontane aangifte door een belastingplichtige te goeder trouw.
In de praktijk blijkt er evenwel een administratieve tolerantie te bestaan in het geval een belastingplichtige te goeder trouw, zonder voorafgaande communicatie van de FOD Financiën, zijn fiscale situatie regulariseert door het indienen van een spontane aangifte én de spontane betaling van verschuldigde beurstaks.
In dit geval stelt de administratie dat er geen toepassing zal worden gemaakt van de wettelijk voorgeschreven sancties, namelijk de boete en de belastingverhoging. De nalatigheidsinteresten daarentegen worden niet automatisch kwijtgescholden maar hiervoor kan steeds een verzoek tot kwijtschelding ervan worden ingediend.
De belastingplichtige te goeder trouw die zich niet bewust was van de nieuwe verplichtingen die aan hem zijn opgelegd, kan beter spoedig handelen zodat zware sancties worden vermeden.