rode lichten

Recht op digitale orde

Jan Tuerlinckx

De prijs van Chief Technology Officer van het Jaar gaat dit jaar niet naar een persoon, maar naar het legertje coronavirussen. Covid-19 heeft een aantal ondernemingen en organisaties digitaal enkele lichtjaren in de toekomst gekatapulteerd. Het virus is een stresstest voor de digitalisering. Al is de drang naar digitalisering allerminst nieuw: ze is er al bijna twee decennia.

De fiscale wetgeving daarentegen is niet fraai uit die stresstest gekomen.  Neem het verloop van een fiscale controle. De wet schrijft voor dat een belastingplichtige verplicht is alle boeken en bescheiden – lees: de boekhouding – voor te leggen.  Op de vraag hoe die moeten worden voorgelegd, antwoordt de wet: “zonder verplaatsing”, ter plaatse bij de belastingplichtige dus.  Vreemd genoeg heeft de fiscus tot nu geen middel om zich de boekhouding te laten toesturen.  De controleur kan dat wel vriendelijk vragen, maar als de belastingplichtige daar geen zin in heeft, moet de fiscus de boeken ter plekke gaan inkijken.

Als het om digitale stukken gaat, kan de fiscus zich een kopie van de stukken laten bezorgen.  De belastingplichtige neemt dan in aanwezigheid van de controleur een kopie en bezorgt die aan de belastingadministratie, tenzij de belastingplichtige ermee akkoord gaat dat de belastingadministratie zelf een kopie neemt.  Fysieke stukken mogen worden meegenomen,  maar niet gekopieerd,  tenzij de belastingplichtige er vrijwillig mee instemt een kopie te verstrekken.  Uiteraard is die vrije wil relatief,  want als hij daar niet mee instemt,  is de keerzijde dat de fiscus de stukken meeneemt en de belastingplichtige er niet meer over kan beschikken.  Die complexe manier van werken geldt zowel voor de inkomstenbelasting als voor de btw.  Dat die regelingen voor één keer gelijklopen, mag bijna een unicum heten.

De wetgever wil daar verandering in brengen en ervoor zorgen dat die praktijk digitaal verloopt en dus covid-proof is.  In de toekomst zouden belastingplichtigen worden verplicht de boekhouding “via een beveiligd elektronisch platform van de federale overheidsdienst Financiën” ter beschikking te stellen.  Tenminste, als die boeken en bescheiden digitaal beschikbaar zijn.  Covid houdt de fiscus letterlijk op afstand.  Een vanzelfsprekende vooruitgang dus.

Al zal dat niet eenvoudig zijn voor Financiën.  Al in de tweede helft van de vorige eeuw – dus lang voor de databeschermingsrichtlijn GPDR in het leven werd geroepen – gaf de wetgever zich er terecht rekenschap van dat de boekhouding die de fiscus bij de belastingplichtige komt ophalen minstens vertrouwelijke bedrijfsinformatie is,  en dat een fiscale controle ook een impliciete opheffing van het recht op privacy inhoudt.  Daarom heeft de fiscale wetgever een praktische werkwijze uitgewerkt,  waardoor er zo weinig mogelijk informatie van de belastingplichtige zou rondslingeren op de belastingadministraties.

Een fiscale controle houdt een impliciete opheffing van het recht op privacy in

 

Daarmee is meteen ook duidelijk wat de echte uitdaging van voor Financiën zal zijn:  het respecteren van de vertrouwelijkheid en de transparantie.  Want een van de parameters waarop Financiën het slechtst scoort,  als ze er al op scoort,  is dat ze er niet in slaagt alle informatie van een belastingplichtige in een dossier te bundelen en daarin transparantie te verstrekken.  Exemplarisch is de recente de farce met de databreach in het UBO-register.  Het wettelijk initiatief is opnieuw een gelegenheid voor de informatici van Financiën om zich over het probleem te buigen en het bestel aan te passen aan de privacy- en transparantieregels.  Die noodzaak is dringend.  En het is slechts kwestie van tijd alvorens de overheid daarop streng zal worden aangesproken.

 

 

 

Published under