Afkoopwet interview Knack

De afkoopwet: Interview in Knack (14.12.2022) met Dave Van Moppes - Kristof Clerix redacteur Knack

Dave van Moppes

Artikel van Kristof Clerix, redacteur bij Knack.

De afkoopwet blijft een black box: 9 op de 10 verruimde minnelijke schikkingen zijn in België nooit publiek gemaakt. Dat blijkt uit een onderzoek van Knack, De Tijd en Le Soir. Brussels procureur-generaal Johan Delmulle is alvast niet tegen méér transparantie gekant: ‘Het zou misschien wel de verruimde minnelijke schikkingen demystificeren als in de maatschappelijk gevoelige zaken de bedragen wél worden vrijgeven.’

Sinds 2011 kunnen verdachten in België hun strafvervolging afkopen met een verruimde minnelijke schikking. Het afgelopen decennium hebben 1530 verdachten dat gedaan, goed voor een totaalbedrag van 1,085 miljard euro. Maar hoe komen minnelijke schikkingen precies tot stand? Hoe worden de afkoopsommen berekend? Is de afkoopwet geen vorm van klassenjustitie? En moet het niet allemaal wat transparanter?

Knack sprak met twee advocaten die praktijkervaring hebben met de afkoopwet: Dave Van Moppes, medeoprichter van Tuerlinckx Tax Lawyers, en Hans Van de Wal van advocatenkantoor Elegis. Onze collega’s van De Tijd klopten aan bij Brussels procureur-generaal Johan Delmulle en bij Philippe Van Linthout, medevoorzitter van de Vereniging van Onderzoeksrechters.

Hoe komt zo’n verruimde minnelijke schikking tot stand?

Dave Van Moppes: In de wet staat dat het Openbaar Ministerie het voorstel doet tot minnelijke schikking. En in theorie is dat ook zo: op het moment dat de minnelijke schikking wordt gedaan, gaat dat uit van het OM. Maar in de praktijk is er een heel voortraject. Het initiatief daarvoor wordt in 99% van de gevallen genomen door de verdachte.

Ik vertel de cliënt welke straf hij theoretisch riskeert, en dat strafzaken in ons land zeer lang kunnen aanslepen. Ik leg uit wat het kan kosten aan erelonen, en aan uren slaap. Dan vraag ik de cliënt: ‘In welke mate ben je bereid om te erkennen?’

Hans Van de Wal: Mijn ervaring is dat wij meestal het initiatief nemen, als raadsman van een verdachte. Vaak komt die vraag van de cliënt zelf. Dat zijn vaak buitenlandse cliënten, die dat in het buitenland gewoon zijn. Ze vragen: ‘Kan het niet op een andere manier geregeld worden?’ Omdat ze heel de onzekerheid van een proces uit de weg willen op de korte termijn. Onze processen kunnen zeker al eens lang duren. Zij willen zo snel mogelijk zekerheid over hun toekomst. Daarom nemen wij dan het initiatief om het OM te contacteren. Vaak wordt dat positief ontvangen. Er wordt altijd minstens een gesprek georganiseerd.

Van Moppes: Wij, advocaten, maken een afspraak met de procureur. We gaan eens praten, de temperatuur voelen. Op dat moment hebben we soms wel al kunnen inzage nemen in een dossier, maar heel vaak nog niet. En wij gaan dan al eens polsen of de tijd al rijp is om er überhaupt over te praten. Dat is altijd een open gesprek. Het gebeurt in vertrouwen. Wat tijdens zo’n gezegd wordt, wordt niet genoteerd of opgenomen. Je kan er open en vrij spreken. De procureur zal zich ook niet inhouden om te zeggen ‘Ik zie dat anders’. Je hebt een discussie

Verlopen die gesprekken vlot?

Van de Wal: In het begin waren de procureurs soms onwennig – omdat zij het ook niet kenden. Het waren rare gesprekken toen. Maar het begint vlotter en vlotter te gaan. En je voelt onmiddellijk of er mogelijkheid toe bestaat of niet. Het is een afweging van belangen en kansen: kies je voor tien vogels in de lucht of voor één in de hand?

Van Moppes: Iedere procureur heeft zijn eigen stijl. Je hebt procureurs die veel ruimte gaan geven om uw mening te geven. En je hebt er ook die zeggen: “Dit is waar ik naartoe wil, en mijn manoeuvreerruimte is zeer beperkt.” Daar zitten verschillen in. Als advocaat moet je een beetje een kameleon kunnen zijn om je aan te passen aan de situatie.

Je ziet wel dat er arrondissementen zijn die er meer ervaring mee hebben. In Antwerpen en Gent hebben ze er veel meer ervaring mee dan in pakweg Leuven. Je merkt dat aan de mate waarin de parketmagistraat vertrouwd is met de procedure, met het voeren van dat soort onderhandelingen.

Hoe wordt precies het afkoopbedrag bepaald?

Van Moppes: In de onderhandelingen over sanctionering kijkt men onder meer naar de ernst van de feiten, maar ook naar de persoonlijkheid van de verdachte en eventuele strafrechtelijke voorgaanden.

Van de Wal: Er zijn schikkingen die relatief goedkoop lijken. Als je aan de burger zegt dat een partij zijn vervolging kon afkopen voor pakweg 5000 euro, dan zegt die ‘Dat is peanuts’. Maar vergeet niet dat er ook geld betaald is aan de fiscus. Bovendien zou het resultaat van een strafproces tot het einde van de rit wel eens het faillissement van een bedrijf kunnen betekenen. Het OM gaat dan vooral inzetten op: ‘Als de fiscus kan recupereren, is dat ook gunstig. En dan moet de schikking niet zo duur zijn, want uiteindelijk komt het in dezelfde schatkist’.

Delmulle: Het bedrag wordt dossier per dossier bepaald. De wettelijke voorwaarden moeten vervuld zijn. Zo moet het nadeel vergoed zijn. Maar verder zijn er geen echte parameters om het bedrag te bepalen. Dat is veelal een kwestie van aanvoelen. Je moet met allerlei zaken rekening houden, zoals de feiten, de benadeelden en de houding, het strafrechtelijk verleden en persoonlijkheid van de dader.

Een kwestie van aanvoelen?

Delmulle: De grootste bedragen en meest complexe dossiers waarvoor minnelijke schikkingen worden gesloten zijn, ecofinfisc-dossiers (economisch-financiële-fiscale, nvdr) Die springen daarom het meest in het oog, maar het kan voor allerlei dossiers worden gebruikt. Ongeveer één keer per maand komt er zo’n voorstel voor een minnelijke schikking hier binnen. Het wordt dus niet misbruikt.

De politie wordt vaak ook betrokken bij de totstandkoming van de minnelijke schikking. Want zij hebben toch capaciteit vrijgemaakt voor het onderzoek en het is niet de bedoeling dat ze achteraf het gevoel hebben dat iemand is weggekomen met zo’n schikking. Wij gaan dus echt niet over één nacht ijs.

Van de Wal: Meestal liggen de bedragen die ik met mijn cliënt bespreek geen 20-30 procent verwijderd van de bedragen die het OM of fiscus in een eerste ronde op tafel leggen. Je hebt sowieso een wettelijke vork: een schikking kan niet onder het wettelijk minimum en niet boven het wettelijk maximum gaan. Dat is soms een range van 5000 euro tot anderhalf miljoen euro. Daar zit natuurlijk heel veel tussen. Het gaat om de inschatting van risico’s. Oneerbiedig kun je het vergelijken met onderhandelen over een paar schoenen: vijf euro meer, vijf euro minder. Maar dat is het niet echt. Het is inschatten hoe sterk je staat. Ben je rotsvast overtuigd dat je de zaak kunt winnen? Dan ga je ook geen dure schikking aanvaarden. Dan waag je het erop en stap je naar de rechtbank. Rechters kunnen soms ook heel mild zijn in de bestraffing.

Zijn de onderhandelingen geen koehandel?

Van Moppes: Dat vind ik niet. Omdat er toch een aantal principes worden gehanteerd die richtinggevend zijn om tot een minnelijke schikking te komen, en die ook vrij consequent worden toegepast. Bijvoorbeeld in de repatriëringsdossiers (repatriëring van zwart geld uit het buitenland, nvdr) weet men dat iemand die fiscaal heeft geregulariseerd over zijn kapitaal 40 procent heeft betaald. Je moet niet denken dat je een minnelijke schikking gaat krijgen die lager is dan 40 procent. Dat zou oneerlijk zijn tegenover die mensen die spontaan fiscaal geregulariseerd hebben. Er zijn dus wel degelijk een aantal objectieve handvaten. Een ander voorbeeld zijn de maximumstraffen die de wet voorziet. Omgekeerd heb je ook specifieke verzachtende omstandigheden. Bijvoorbeeld: het dossier sleept al tien jaar aan. Er is een aspect van redelijke termijn die meespeelt, of van een dreigende verjaring die een risico inhoudt. Er kunnen dus zaken in de weegschaal worden gelegd, die een impact kunnen hebben op dat eindbedrag.

 

Wanneer is een minnelijke schikking géén optie?

Delmulle: In sommige dossiers zijn de feiten soms zo ernstig dat we niet openstaan voor een schikking, ook al vallen die nog binnen de wettelijke voorwaarden om in aanmerking te komen voor een verruimde minnelijke schikking. Dan gaat het dossier naar de rechtbank.

Van de Wal: Soms zegt het OM vlakaf: ‘Dit dossier is maatschappelijk gezien te belangrijk. Wij willen geen minnelijke schikking aanbieden. Dit moet via de rechtbank gaan, omdat de maatschappij dat nodig heeft.’ Ik heb dat al eens een keer meegemaakt. Het was een financiële kwestie, met een aantal gedupeerden. Het OM zei: ‘Dit kunnen we niet laten passeren’. Het ging om een oplichtingszaak waarin wel wat belangen gebruskeerd waren. De betrokkene had ook geen blanco strafverleden en had links en rechts al wat uitschuivers gemaakt. Men wou het signaal niet geven dat je zelfs met zo’n parcours tot een schikking kunt komen. Het was een vriendelijk gesprek, maar het was vrij snel duidelijk dat het OM niet wilde schikken, omdat ze het niet gepast vond. Dat vond ik fair

Klassenjustitie?

Is de afkoopwet geen vorm van klassenjustitie?

Van Moppes: Is de afkoopwet iets voor een elitaire groep? Dat is niet mijn ervaring. Ik heb al een cafébaas gehad die van een minnelijke schikking heeft gebruik gemaakt.

Delmulle: Ik zet me echt af tegen de perceptie dat hier sprake is van klassenjustitie. Want gelijk wie kan zo’n verruimde minnelijke schikking sluiten –en dat kan ook voor kleine bedragen zijn. Dat zijn lang niet altijd monstrueuze bedragen of héél grote zaken. Elke burger kan zelf of via zijn advocaat zo’n voorstel richten tot het openbaar ministerie. En als procureur-generaal waak ik ook zelf zeer bewust over de proportionaliteit van de schikkingen.

Jullie zijn duidelijk voorstander van de minnelijke schikking?

Van Moppes: In heel veel gevallen. Het is humaan. Het is proces-economisch. Ons land kampt nog altijd met heel wat problemen wat betreft de voortgang van strafrechtelijke onderzoeken. De achterstand blijft enorm. Redelijke termijn blijft een groot probleem. En dan kun je je de vraag stellen wat we moeten doen. Lange onderzoeken met lage straffen wegens overschrijding van de redelijke termijn, waarbij vennootschappen failliet gaan over de jaren heen? Of moeten we iets sneller efficiënt gaan aanpakken?’

Van de Wal: Ik ben een voorstander, omdat ik vooral naar de voordelen kijk. Ik begrijp wel dat mensen die er minder voeling mee hebben, vinden dat partijen er nogal goedkoop vanaf komen. Maar ik ken het alternatief: een proces van jaren. Als verdediging kun je dan een goed resultaat scoren, maar dan is het ook niet goed voor de mensen. Dan zeggen ze: ‘Allez, hoe is dat nu mogelijk?’ Het is kwestie van de voor- en nadelen tegen mekaar af te wegen. Als burger zie ik het als een voordeel, want de maatschappij lost iets op op een snelle en goedkope manier – én krijgt er iets voor in de plaats.

Van Moppes: Ik zeg niet dat het een perfect instrument is. Maar ik ben er wel voorstander van, om veel redenen. Ik heb langs de andere kant ook wel begrip voor het feit dat er een zekere transparantie over moet bestaan. En dat het niet iets kan zijn waarbij men aan het einde van de rit – zelfs nadat men veroordeeld is – nog snel kan schikken. Dan krijg je echt nog meer het gevoel van klassenjustitie.

Akkoord, mijnheer Delmulle?

Delmulle: Het zou wenselijk zijn om ook nog in graad van beroep een verruimde minnelijke schikking te mogen sluiten. Nu is dat spijtig genoeg wettelijk niet mogelijk. Waarom zou dat dan niet meer mogelijk zijn als wij als openbaar ministerie die toch de maatschappij vertegenwoordigen, daarmee akkoord gaan? En als de benadeelden vergoed zijn en de veroordeelden ook akkoord zijn? Waarom zou het dan niet meer mogen? Dat zou ook een krachtig instrument zijn om ook de achterstand bij het hof van beroep terug te dringen.

Transparantie

Moet er niet meer transparantie komen rond minnelijke schikkingen?

Van de Wal: Hangt ervan af hoe het dossier begint. Als het begint met een media-heisa, dan vind ik dat wanneer de zaak geschikt wordt, die evenveel aandacht mag krijgen als wanneer de zaak in een publiek proces zou beslecht worden. Maar als het een dossier is dat 0,0 relevantie heeft voor het maatschappelijk debat, en het start in alle luwte, en het wordt in alle luwte geregeld, dan denk ik dat het ook zijn schaduwplek verdient.

Delmulle: Het is nu vaak een onderdeel van de deal dat een partij wil dat het betaalde bedrag niet in de pers zou verschijnen. Het kan partijen afschrikken om te schikken als dat wel gecommuniceerd wordt. Maar het zou misschien wel de verruimde minnelijke schikkingen demystificeren als in de maatschappelijk gevoelige zaken de bedragen wél worden vrijgeven. De bedragen die nu toch nog opduiken in de pers zitten doorgaans niet ver van het echte bedrag. En het zou zeker de transparantie van het systeem ten goede komen en het nog meer maatschappelijk aanvaardbaar maken.

Aan ons zal het niet liggen: wij zijn als openbaar ministerie nog nooit degene geweest die een bedrag niet zou willen vrijgeven. Wij zijn niet bevreesd dat de bedragen die we overeenkomen publiekelijk bekend zouden worden. Het is trouwens veelzeggend dat vrijwel alle schikkingen die we sluiten ook uiteindelijk gehomologeerd worden door een rechter die ook de proportionaliteit aftoetst.

Philippe Van Linthout: ‘Niet alleen je “fout” maar ook je “schuld” bekennen’

Philippe Van Linthout, medevoorzitter van de Vereniging van Onderzoeksrechters, over de verruimde minnelijke schikkingen:

‘Wij hebben als vereniging van onderzoeksrechters destijds, bij het opstellen van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, al verklaard dat we niet tégen de verruimde minnelijke schikking zijn. Maar het is onze taak als onderzoeksrechters om aan waarheidsvinding te doen, om bewijzen te verzamelen zowel à charge als à décharge. Op het einde leveren wij ons dossier af aan het openbaar ministerie en wat die daar dan mee doet, is niet onze zaak meer. De openbaar aanklager kan dan beslissen om zware of lichtere straffen of een buitenvervolgingstelling te vorderen of bijvoorbeeld om een minnelijke schikking te sluiten buiten de rechtszaal. Het is niet onze taak om ons daartegen te verzetten. Het Grondwettelijk Hof heeft wel al geoordeeld dat een toetsing door een rechter nodig is, en dus gebeurt er ook niets in het geniep.’

‘De kritiek dat er sprake kan zijn van “klassenjustitie” is wel relevant, maar dat is ook al het geval wanneer iemand een betere of zelfs meerdere advocaten kan betalen om zich te verdedigen. We moeten ook durven zeggen wat justitie kan en niet kan. Justitie kreunt onder zware procedures en een gebrek aan middelen en mensen, dan is het misschien niet de ideale oplossing, maar zijn we wel blij als we aan het volgende dossier kunnen beginnen. Bij de evaluatie van het systeem zou men wel kunnen overwegen om meer transparantie te bieden over de betaalde bedragen bij verruimde minnelijke schikkingen. Ook zou men kunnen overwegen om de persoon die schikt niet alleen een ‘fout’, maar ook zijn ‘schuld’ te laten bekennen. Als iemand door het rood rijdt, moet die zich achteraf ook niet haasten om via zijn advocaat te verklaren dat die eigenlijk geen schuld bekent.’

Published under