Bewijslast van belastingplichtige bij een salary split

De hoge eisen inzake bewijs worden tegengesproken door de rechtspraak maar desalniettemin is een gewaarschuwd werknemer er twee waard.

Belgische werknemers worden vaker en vaker tewerkgesteld in het buitenland. Zo pendelen er dagelijks grote aantallen landgenoten naar onze buurlanden. Ook langdurige projecten in Amerika, Azië, Afrika of Australië vallen hun ten deel.

Deze buitenlandse tewerkstelling brengt fiscale gevolgen met zich mee. In veel gevallen vertaalt dit zich naar de toepassing van een ‘salary split’ op de ontvangen jaarbezoldiging.

Een salary split houdt in dat jaarbezoldiging van een werknemer wordt opgesplitst in:

  • Enerzijds een gedeelte van de bezoldiging dat belastbaar zal zijn in België;
  • Anderzijds een gedeelte van de bezoldiging dat belastbaar zal zijn in het buitenland.

Concreet wordt het gedeelte van de bezoldiging belastbaar in het buitenland door de belastingadministratie bepaald aan de hand van het aantal werkdagen, die fysiek werden gepresteerd in het buitenland. De buitenlandse werkdagen worden afgezet tegen het totale aantal werkdagen in een aanslagjaar. Het verhoudingsgetal aldus bekomen, wordt toegepast op de jaarbezoldiging om het gedeelte van de bezoldiging belastbaar in België te bepalen.

Aangezien België haar rijksinwoners in principe belast op hun wereldwijde inkomen, beschouwt de belastingadministratie de toepassing van een salary split als een afwijking van de algemene regel. Een belastingplichtige die zich op een uitzondering beroept draagt hiervoor de bewijslast.

Daarom gaat de belastingadministratie er van uit dat de belastingplichtigen zelf élke werkdag, die fysiek werd gepresteerd in het buitenland, moeten bewijzen. Deze houding van de belastingadministratie resulteert vaak in een dubbele belasting van een gedeelte van de bezoldiging.

Desondanks het feit dat zij hiervoor regelmatig op de vingers worden getikt door de hoogste gerechtshoven in ons land, blijft zij gedurende controles van salary splits een disproportionele bewijslast in de schoenen van de belastingplichtige schuiven. De rechtspraak zegt immers duidelijk dat de belastingadministratie de belastbaarheid dient aan te tonen van het gedeelte van de bezoldiging dat de belastingplichtige als ‘niet belastbaar’ (vrijgesteld) aangeeft in België (Cass. 14 januari 2016; Brussel 9 november 2016; Bergen 15 januari 2014; Rb. Luik 8 januari 2017).

Tot slot is het van belang om te benadrukken dat dergelijk strenge omkering van de bewijslast onwettig is, gelet op de voorrang van artikel 15 OESO modelverdrag op artikel 5 van ons Wetboek Inkomsten Belastingen. Er mag niet worden vergeten dat de belastingaanslag op zichzelf genomen reeds een uitzondering inhoudt op artikel 1 van het eerste aanvullende protocol EVRM.

De enige troost die ons rest is het feit dat rechtspraak zich consequent uitspreekt tegen deze omkering van de bewijslast. Een belastingplichtige die zich uiteindelijk voor een rechter bevindt, zal hier op meer begrip kunnen rekenen.

Indien u verdere vragen heeft over dit onderwerp, kunt u terecht bij de volgende advocaten:

Jan Tuerlinckx
Jan@tuerlinckx.eu

Bjorn Van Hees
Bjorn@tuerlinckx.eu

Published under