BTW: het fiscaal antwoord op protectionisme
De Amerikaanse president Donald Trump en zijn Chinese ambtsgenoot Xi Jinping hebben elkaar begin april ontmoet in Trumps villa in Mar-a-Lago in Florida. Ze hebben niet samen gegolfd. De wereld en de internationale pers keek ernaar uit, maar al snel werd de rakettenaanval op Syrië het gespreksonderwerp van de dag. De vrees voor een clash tussen Trump en China was nochtans terecht. Trump had in de maanden voor de verkiezingen veel kritiek geuit op China. Het land zou volgens Trump miljoenen jobs van de VS gestolen hebben. En daar is het Trump om te doen : “Make America great again” en “Manufacturing jobs for America”. Een handelsoorlog zat in de maak, iets dat Xi Jinping ten allen koste wil vermijden want daar zouden beide landen enkel maar gedupeerd uitkomen. Tot op heden is er nog niets uitgelekt van de uitkomst van de gesprekken. Het blijft nog even afwachten, want intussen zijn er weer andere katten te geselen. Trump zoekt nu in China een militaire bondgenoot in zijn strijd tegen Noord-Korea.
Hoe het ook zij, globalisering is voor iedereen beter. Dat werd door Xi Jinping en alle andere aanwezigen nog eens bevestigd op World Economic Forum in Davos. Maar globalisering is een teer plantje. Het is enkel goed als ieder er loyaal mee omgaat.. Want de kans is zeer reëel dat één van de spelers voor zichzelf kiest, en dan valt het collectieve belang in het water.
Inzake fiscaliteit was het protectionisme eigenlijk al enige tijd in de internationale relaties geslopen. Landen bekritiseren elkaars belastingstelsels bijna voortdurend. Vreemd genoeg met hetzelfde doel: rechtvaardige belastingen. Regio’s, landen en zelfs continenten beconcurreren elkaar. Continenten oordelen dat belasting betaald moet worden op het eigen continent en niet in het andere. De zaken rond Apple, Starbucks, Fiat Chrysler en Amazon zijn treffende voorbeelden, waarbij – of het nu oostelijk of westelijk van de Atlantische oceaan is – de ene van de andere vindt dat deze ten onrechte belastbare basis afsnoept.
Het ziet er nu naar uit dat protectionisme in de komende tijd een ruime vorm zal aannemen. Protectionisme mondt logischerwijze uit in een wereld handelsoorlog met invoerheffingen als wapen. Maar die zijn agressief en lokken een onvermijdelijke tegenreactie uit, resulterende in een opbod van heffingen en sancties. Verre van de ideale weg dus. Er is echter een alternatief. Om dat te duiden moeten we teruggrijpen naar de grote principes. De directe belastingen taxeren vanuit macro-economisch perspectief op de plaats waar producten worden gefabriceerd. Later ontstond naast die inkomstenbelasting ook nog eens BTW. Eigen aan BTW is dat het niet de productie, maar daarentegen wel de consumptie belast. Dus taxatie daar waar geconsumeerd wordt. In een geglobaliseerde wereld rijst de vraag of het ene dan wel het andere taxatiemodel de voorkeur geniet. Die vraag dienden onze fiscale aardvaders zich niet te stellen aangezien toen zowel productie als consumptie op dezelfde plaats gebeurde.
Staten die weinig produceren en veel consumeren hebben, bijgevolg baat bij een hoge BTW en lage inkomstenbelastingen. Uiteraard is het omgekeerde evenredig waar. De grondslag van deze bewering gaat eigenlijk dieper dan er zo in een eerste benadering blijkt. Bedenk dat BTW niet de kostprijs van de exportproducten verhoogt. Immers uitvoer is een van BTW vrijgestelde handeling. BTW werkt dus niet prijsverhogend voor de eigen productie in een internationale context. Geheel anders is dat dus met inkomstenbelastingen, die vormen wel mee de kostprijs van de geëxporteerde productie. De directe belastingen zijn zo belastingen die mee in- en uitgevoerd worden. Net zoals sociale zekerheidsbijdragen overigens.
Met de BTW ligt dat anders; het kan zelfs de invoerheffingen vervangen. Invoerheffing verhogen eveneens de kostprijs van de externe productie op de interne markt. Uiteraard met als finaliteit de interne consumptie van de bepaalde buitenlandse goederen te belemmeren. Maar invoerheffingen hebben een zuiver negatieve impact. Puur en enkel afschrikwekkend. De staten blijven wel met de eigen interne problemen kampen, met name dat de eigen productie nog een afzet moet vinden. Een BTW-verhoging en verlaging van de directe belastingen heeft een hogere belasting op invoer en lagere op uitvoer tot gevolg. Op buitenlandse producten heeft het dezelfde werking als invoerheffingen. Maar het werkt tegelijk als export bevorderend. In de eigen staatsfinanciën kunnen we een nieuw evenwicht vinden tussen minder directe en meer indirecte belastingen. Zo blijft alles op de interne markt gelijk en zijn we winnaar op de internationale markt.
En als klap op de vuurpijl wordt een BTW-verhoging niet als een vergelding of een openingszet in de esbattementen van internationaal protectionisme gezien. Zodoende is BTW de wolf in schaapsvacht in een oorlog aangevuurd door protectionistische reflexen. Als dat niet voldoende reden tot bezinning is?
Published under
- Tax