De doodsstrijd van de roerende voorheffing
DE FEDERALE REGERING heeft de roerende voorheffing verhoogd tot 30 procent. Dat lokte een storm van protest uit. Eind september pleitte minister van Financiën Johan Van Overtveldt op Twitter voor een verlaging. Als motivering schreef hij dat België er niet blind voor mag zijn dat de roerende voorheffing, rekening houdend met de evoluties in het buitenland, te hoog is.
De minister doelde op de discussie over de bedrijfseconomische impact van de roerende voorheffing. Die belasting kan een land minder aantrekkelijk maken voor investeerders en multinationals. Nederland speelt een voortrekkersrol. Na de jongste Nederlandse regeringsvorming werd aangekondigd dat het nieuwe kabinet de roerende voorheffing zou afschaffen. Maar dat loopt niet van een leien dakje. De argumenten pro en contra de afschaffing gelden ook voor de drastische verlaging van de roerende voorheffing.
CENTRAAL IN DE DISCUSSIE staan de fiscale kosten voor de buitenlandse belegger, die de roerende voorheffing niet kan verrekenen met de roerende voorheffing in zijn eigen land. Daardoor verlaagt het nettorendement op buitenlandse participaties. Als een Belgische particuliere belegger aandelen in een Nederlandse onderneming aanhoudt, moet hij op de dividenden een dubbele belasting betalen: 15 procent Nederlandse bronheffing en nadien nog eens 30 procent Belgische voorheffing. Dat leidt tot een totale belastingdruk van 40,5 procent. De modale belegger kan zich afvragen of die dubbele belasting geen belemmering is van het vrije verkeer van kapitaal. Er zijn al veel procedures gevoerd tegen die dubbele heffing.
De afschaffing van de roerende voorheffing in Nederland levert de Belgische schatkist extra op.
MET DE AFSCHAFFING van de roerende voorheffing wil Nederland multinationals aantrekken. Volgens het Nederlandse kabinet zullen hoofdkantoren van multinationals die voor de keuze staan een vestigingsplaats te kiezen, het land zonder dividendbelasting verkiezen. Maar Europa is het daar niet noodzakelijk mee eens. Als alle landen een lagere dividendbelasting opleggen, dalen de belastingopbrengsten in de Europese Unie. Bovendien krijgen multinationals dan eens te meer de kans aan belastingshopping te doen. Europese lidstaten dreigen zo tegen elkaar uitgespeeld te worden om de hoofdkantoren van multinationals aan te trekken. Na de vennootschapsbelasting zou de race to the bottom ook met de roerende voorheffing worden ingezet.
IN DE MARGE moet wel worden aangestipt dat de afschaffing van de roerende voorheffing in Nederland niet alleen een cadeau is voor de beleggers en de multinationals, maar ook voor de schatkist van de woonstaat van de buitenlandse belegger. De afschaffing van de roerende voorheffing in Nederland levert ook de Belgische schatkist extra op: de roerende voorheffing in België wordt dan op een groter brutobedrag ingehouden. Dat zou de Belgische schatkist 18 procent extra opleveren op een Nederlands dividend.
Zo blijken de tarieven van de roerende voorheffing in de Europese lidstaten met elkaar verbonden zijn. Als dat nu nog niet heeft geleid tot een fiscaal moeras, dan zal dat binnen korte tijd wel gebeuren. Er zijn coördinerende initiatieven nodig, zodat landen een coherent beleid voeren. Het alternatief is dat rond de roerende voorheffing een internationale concurrentie op gang komt. In dat geval is het de vraag of de roerende voorheffing die strijd kan overleven.
INTUSSEN IS DUIDELIJK dat de Belgische roerende voorheffing van 30 procent veel te hoog is. Vergelijk die met onze buurlanden. Nederland denkt na over de afschaffing. Frankrijk heeft de belasting verlaagd van 30 naar 12,8 procent. Het Verenigd Koninkrijk heeft er geen. Het is te hopen dat de federale regering snel tot het inzicht komt dat een correctie zich opdringt.
Published under
- Tax