De fiscale spelregels voor een buitenlandse vaste inrichting?

Winnie Milbou

Wat vraagt de fiscus om een buitenlandse vaste inrichting te bewijzen?

Casus (hypothetisch): een Poolse zelfstandige in de bouwsector woont met zijn gezin voor de helft van het jaar in België en voor de helft van het jaar in Polen. Zijn Poolse inkomsten moeten in Polen aangegeven worden en in België vrijgesteld worden. Indien er een Poolse vaste inrichting is: wat vraagt de fiscus om de Poolse vaste inrichting te bewijzen?

De vragenlijst waaraan u zich kan verwachten ziet er als volgt uit:

  • een bewijs van inschrijving als zelfstandige in de buitenlandse staat en een bewijs van belasting van deze inkomsten in het buitenland;
  • het adres waar de vaste inrichting is gevestigd (gestaafd met bewijsstukken);
  • een omschrijving van uw bedrijfsinfrastructuur en -uitrusting gestaafd met bewijsstukken (plaatsbeschrijving, pandbeschrijving, grondplannen, brandverzekeringspolis voor het bedrijfsgebouw, aankoopfacturen en inventaris van bedrijfsgoederen zoals machines, werktuigen, auto’s, gereedschappen, informaticamateriaal,…);
  • een gedetailleerde beschrijving van de uitgeoefende activiteit of functie alsook een omschrijving van de manier waarop u klanten werft en/of opdrachten sluit;

 

Indien u een belastingvermindering vraagt voor inkomsten van buitenlandse oorsprong, kan u er zich maar beter op voorbereiden dat deze belastingvermindering niet zonder meer verworven is door een inschrijving in het buitenland.

Als u als Belgisch rijksinwoner winst aangeeft maar tegelijk om een belastingvermindering vraagt voor inkomsten van buitenlandse oorsprong, dan draagt u de bewijslast dat u een vaste inrichting hebt in het buitenland. De belastingdienst zal nogal snel een vragenlijst toesturen waarin gepeild wordt naar de substantie van die vaste inrichting omdat België de inkomsten die in het buitenland gegenereerd werden niet zomaar zal vrijstellen (ook al is dat met progressievoorbehoud).

De toerekening van ondernemingswinsten wordt geregeld in artikel 7 van het OESO-Modelverdrag. De primauteit van het verdragsrecht impliceert evenwel niet dat het de Belgische Staat is die de bewijslast draagt om aan te tonen dat de belastingplichtige niet aan de voorwaarden voldoet om te genieten van de vrijstelling van het verdrag.

Door de inschrijving in het Belgisch bevolkingsregister is er een wettelijk vermoeden Belgisch rijksinwoner te zijn, hetgeen een belastingplicht op het wereldwijde inkomen met zich meebrengt. De loutere registratie in het buitenland voor de sociale zekerheid en de belastingplicht volstaat niet om voornoemde bewijslast in te vullen.

Meer info omtrent deze problematiek, kan je richten naar Winnie Milbou, Advocaat-vennoot: winnie.milbou@tuerinckx.eu 

 

Published under