Duurdere tomaten
OP DE KEPER BESCHOUWD zijn geldzaken niet zo ingewikkeld. Wie geld verdient door te werken, kan dat houden, beleggen of consumeren. In elk van die drie opties heeft ook Vadertje Staat een vinger in de pap. Altijd zijn er belastingen. Voor wie werkt, is er het torenhoge, progressieve belastingtarief op de beroepsinkomsten. Voor wie belegt, geldt een al even torenhoge roerende voorheffing, aangevuld met extra smaakmakers zoals een taks op de effectenrekening of de taks op beursverrichtingen. Voor wie consumeert, is er de btw. Het btw-tarief bedraagt bij ons 6, 12 of 21 procent. Voor de meeste producten geldt het tarief van 21 procent, dat op het Europees gemiddelde ligt.
VRIEND EN VIJAND zijn het erover eens dat de belastingdruk ontzettend hoog is en een belastingverhoging niet meer verdedigbaar is. Integendeel zelfs, om onze concurrentiekracht ten opzichte van het buitenland te beschermen, moeten de lasten op arbeid omlaag. Dat zou ook goed zijn om de tewerkstellingsgraad te verhogen, wat dan weer een oplossing zou zijn voor het nijpende probleem in onze sociale zekerheid. Maar zo’n lastenverlaging ligt politiek moeilijk, om het zacht uit te drukken. De staatskas heeft elke eurocent nodig en ziet de euro’s liever vroeger dan later haar richting uit rollen. De conclusie zou dus kunnen zijn dat er geen ruimte is voor een loonlastenverlaging. Maar dat is buiten de taxshift gerekend. Op 1 januari 2019 is de derde fase van de taxshift ingegaan. Daarmee vindt de taxshift die de regering-Michel I in 2015 inzette, zijn definitieve bezegeling. De taxshift heeft de belasting op arbeid afgebouwd en gecompenseerd met belasting op kapitaal.
MAAR ER IS NOG werk aan de winkel om arbeid in dit land lonend te maken. Meer dan waarschijnlijk zal de volgende regering de mosterd halen in andere Europese landen. Daar is de trend consumptie zwaarder te belasten en met de opbrengsten de loonlasten te verlagen. Nederland heeft per 1 januari zo’n taxshift ingevoerd. De btw-tarieven in Nederland zijn 6 en 21 procent. Net zoals bij ons, geldt het tarief van 6 procent in hoofdzaak voor basisproducten, zoals groenten en fruit. De Nederlanders betalen sinds begin dit jaar geen 6 maar 9 procent btw op die basisproducten. Bijzonder ondemocratisch, wordt geroepen. De Nederlandse regering argumenteert dat het leven voor een modaal gezin weliswaar gemiddeld 300 euro per jaar duurder wordt, maar dat het leven voor welstellende gezinnen meer dan 300 euro duurder wordt. Bovendien valt het met die duurdere tomaten nog heel erg mee, stellen de aanhangers, want in Denemarken geldt een tarief van 25 procent voor alle producten. De maatregel moet naar schatting 2 miljard op jaarbasis opbrengen. Dat geld wordt linea recta geïnjecteerd in de economie, onder de vorm van een loonlastenverlaging voor de categorie laagste inkomsten. Zo realiseert Nederland zijn taxshift.
DIE NEDERLANDSE TAXSHIFT heeft nog voordelen. Enerzijds verkleint die het onbegrip dat in Nederland heerst rond de btw-tariefindeling van producten. Hetzelfde geldt in België. Wie begrijpt waarom op boter 6 procent btw moet worden betaald, en op margarine 12 procent? Waarom voor afhaalmaaltijden een tarief van 6 procent geldt, terwijl dat 12 procent is als diezelfde maaltijd ter plaatse wordt opgegeten? Een btw-verhoging ten voordele van een arbeidslastenverlaging is bovendien een protectionistische maatregel, die uitvoer goedkoper maakt en ingevoerde producten zwaarder belast.
En aangezien 2019 nog altijd deel uitmaakt van het decennium waarin taxshifts bon ton zijn, laat het zich aanzien dat een btw-verhoging met loonlastencompensatie ook op de tafel zal liggen bij de regeringsvorming midden dit jaar. De vraag rijst hoe verteerbaar die duurdere tomaten bij ons zullen zijn. Er valt te vrezen dat ze ook zullen worden aangewend om ze in een rechte lijn richting de beleidsmakers te keilen.
Jan Tuerlinckx in Trends
Published under
- Tax