Het Waterloo van de bezoldigingstheorie
Er zijn zo van die wetmatigheden. Een ervan is het principe van de communicerende vaten. Dat zie je ook in de fiscaliteit: het loon dat wordt belast bij de persoon die het krijgt, moet aftrekbaar zijn voor de verstrekker. Meestal is de verstrekker een vennootschap die onderworpen is aan de vennootschapsbelasting. Die kan het loon aftrekken tegen 33,99 procent. Maar in de regel geldt voor de personenbelasting een hoger tarief, dat kan oplopen tot 50 procent. Daarbovenop komt de gemeentebelasting, en laten we ook de socialezekerheidsbijdragen niet vergeten. Geen slechte zaak voor de staatskas.
Maar soms kan de werkgever meer belasting aftrekken dan de werknemer of de bedrijfsleider belasting betaalt. Die situaties zijn een doorn in het oog van de fiscus. Nochtans zijn ze het gevolg van een zuivere toepassing van de fiscale wet. Een werknemer of een bestuurder die gratis een woning van de vennootschap mag betrekken, is zo’n geval. De kostenaftrek van de woning in de
vennootschapsbelasting is groter dan het belastbare voordeel in de personenbelasting. Om het nadeel om te buigen in het voordeel van de schatkist, heeft de fiscus de ‘bezoldigingstheorie’ van onder het stof gehaald. Die komt erop neer dat een bezoldiging alleen aftrekbaar is als wordt aangetoond dat de werknemer of de bestuurder voor dat loon heeft gewerkt. Je zou kunnen zeggen dat de werknemer of de bestuurder dan moet aantonen dat hij dat loon terecht heeft verdiend. De rechtspraak is niet heel eenduidig, al moet worden erkend dat de fiscus wel wat zaken wint. De bezoldigingstheorie werd het eerst toegepast op het voordeel van alle aard voor de gratis woonst. Maar de praktijk breidt zich nu ook uit naar bedrijfswagens, blijkt uit een arrest van het hof van beroep in Antwerpen van eind vorige maand.
Dat het onmogelijk is te bewijzen of een loon terecht verdiend is, is een probleem voor de fiscus.
Een heilig principe in de fiscaliteit is dat de fiscus de reden van een zakelijke beslissing van een onderneming niet ter discussie mag stellen. U voelt al dat daar het schoentje wringt. Maar het belangrijkste probleem is de vraag welk bewijs er nodig is. Hoe kan iemand aantonen dat hij daadwerkelijk heeft gewerkt voor zijn vergoeding? Vraag maar eens aan een bedrijfsleider of een hr-manager waarom iemand verdient loonopslag te krijgen. Hoe meer ondervraagden, hoe meer antwoorden je krijgt. Sommigen praten over inzet, stiptheid en aanwezigheid, anderen over rendabiliteit en toegevoegde waarde, waarbij de verloning niet afhangt van de tijd die aan de prestatie wordt besteed.
Nog anderen zullen zelfs zeggen dat de loonsverhoging moet wordt gebruikt als stimulans. De werknemer zal zijn hogere loon dan in de toekomst terugbetalen met een groter engagement. En er zijn ook ondernemingen waarin een verhoging een objectieve verworvenheid is, bijvoorbeeld als het gevolg van anciënniteit. Het mag duidelijk zijn: op dat gebied zijn er geen algemeen geldende regels of principes.
Dat het onmogelijk is te bewijzen of een loon terecht verdiend is, is een probleem. De fiscale wet moet duidelijk zijn, en de toepassing ervan voorspelbaar. Normaal zouden die twee principes het Waterloo van de bezoldigingstheorie moeten zijn.
En wat in het geval dat u controle krijgt? Dan kunt u maar beter hopen dat uw controleur oordeelt dat u daadwerkelijk hebt gewerkt voor de vergoeding die u hebt gekregen. Anders vraagt u maar: “Meneer de controleur, hoeveel mag iemand verdienen?”
Published under
- Tax