Roerende voorheffing vermijden door geld op te potten?
“Zo’n oppotgedrag wordt nu gestimuleerd. Ik hoor ook de argumenten van de voorstanders: het geld blijft in de onderneming, die daardoor schokbestendiger is.”
“Geld aanhouden is goed voor de solvabiliteit van de onderneming. Dat klopt”, geeft Pieter Timmermans toe. “Maar tegelijkertijd heeft dat een belangrijk neveneffect. Het geld circuleert niet meer. Dividenden zijn niet negatief, integendeel, het is het bloed van een gezonde economie. Ze zijn de vergoeding voor het risico die een investeerder of een belegger neemt.”
De ondernemer kan natuurlijk de winst die hij tijdens zijn zelfstandige activiteit in een onderneming opbouwt, verzilveren bij de verkoop van zijn bedrijf. Dat is interessant omdat er in België voorlopig geen meerwaardebelasting is. Hij kan de winst er ook pas aan het einde van zijn loopbaan bij de vereffening uithalen. Dan is er een zogenoemde liquidatiebonus. Lange tijd betaalde een ondernemer 10 procent roerende voorheffing op die liquidatiebonus. Na 1 oktober 2014 was dat in principe 25 procent, waardoor de ondernemer minder overhoudt. Het tarief steeg daarna mee richting 30 procent. Dat was een grote bron van ergernis bij bedrijfsleiders.
Daarom is er voor kmo’s vanaf het boekjaar 2014 een liquidatiereserve ingevoerd. Als de kmo de uitgekeerde winsten in de vennootschap houdt en onmiddellijk een belasting van 10 procent betaalt, moet bij de liquidatie meer dan vijf jaar later geen roerende voorheffing worden betaald. Blijft de vennootschap bestaan, dan geldt voor dividenden slechts een roerende voorheffing van 5 procent.
“Dat systeem wordt voorgesteld als een voordelige zaak voor de zelfstandigen”, weet Van Zantbeek (Rivus). “Maar wat gebeurt er als de politiek in 2019 weer eens van gedacht verandert? Dan heeft het bedrijf de belasting op de liquidatiereserve misschien voor niets betaald. Voor de uitkering van de oude reserves geldt trouwens geen verlaagd tarief. Het is bovendien een erg ingewikkelde regeling, die ik amper uitgelegd krijg aan mijn cliënten. De bottomline is dat zelfstandige ondernemers en managementvennootschappen gesjareld zijn en meer betalen dan vroeger.”
Voor heel wat zelfstandigen geldt de uitkering na de liquidatie van het bedrijf als een pensioen, stelt Van Zantbeek nog. Tot 2002 moesten ze daarop geen belasting betalen. “Via sluipende belastingverhogingen steeg het tarief naar 30 procent”, aldus de advocaat. “Dat is gewoon grof. Werknemers houden tot 90 procent van de privaat opgebouwde pensioenen over. Vanwaar de discriminatie?”
Volgens Jan Tuerlinckx werd de liquidatiebonus van 10 procent nog als aanvaardbaar beschouwd. “De stijging van de roerende voorheffing naar 30 procent vinden heel wat cliënten excessief”, meldt hij. “Ze overwegen dan ook verregaande maatregelen om die te ontwijken, zoals een verhuis naar jurisdicties met een lagere of geen belasting. Zeker voor ondernemers die hun onderneming willen verkopen worden Nederland en Luxemburg plots een realistisch alternatief voor België.”
Published under
- Tax